Een prikkelende en verwarrende verzameling voorstellingen uit binnen- en buitenland, meer pretendeert De Internationale Keuze van de Rotterdamse Schouwburg niet te zijn. Dit jaar stond op alle affiches het woord ‘Bang’. Bang als onomatopee voor een (oer)knal, maar ook als equivalent van vrees. Traditiegetrouw drijft het festival op het credo: ‘Wat je van ver haalt is lekker.’
Zoals de uit Indonesië geëxporteerde dienstmeisjes annex moderne slavinnen uit Jorge Leóns film Vous êtes servis. In het vervolg daarop, de voorstelling Deserve in samenwerking met Simone Aughterlony, komen ook het genot en de afkeer van dienen en bediend worden aan de orde. Of Hard to be a God van de Hongaar Kornél Mundruczó, die onmenselijke Oost-Europese leefomstandigheden van slachtoffers van vrouwenhandel afzet tegen corrupte westerse normen.
Zeker, niet alle producties in De Keuze waren op dergelijke (schijnbare) tegenstellingen gebaseerd. Maar de voorstellingen die ik zag, toonden de beangstigende keerzijde van algemeen geaccepteerd kunstzinnig exotisme.
Chinese taalles
In C’est du Chinois van de Hongaars-Amerikaanse-Nederlandse theatermaakster Edith Kaldor is het begrip vreemdeling niet alleen leuk en exotisch maar ook wat unheimisch. De voorstelling, die de vorm heeft van een Chinese taalles (Mandarijn), ontsluiert langzaamaan het leven van een immigrantenfamilie in Nederland. De acteurs leren het publiek in rap tempo wat basale woordjes, zoals bier, chocola, mama, drinken, werken, goed en niet-goed. Na elk (sterk visueel en mimisch geïllustreerd) woord, blazen de acteurs op een fluitje, waarna het publiek het woord moet herhalen. Het is een strakke vorm die meeslepend werkt; bij het herhalen van de woorden ontstaat het soort cadans dat je ook van schoollessen kent; de meester zegt voor en de leerlingen zeggen hem na.
Naarmate de les complexer wordt – met woorden voor familieverbanden, werkwoorden, kwantiteit- en kwaliteitsaanduidingen – wordt ook het persoonlijke verhaal van deze personages duidelijker. De moeder kan haar schoondochter niet uitstaan. De oudste zoon werkt hard voor de hele familie, kan dat toch niet volhouden en raakt aan de drank. De jongste zoon houdt van westerse producten als cola maar was eigenlijk liever in Sjanghai gebleven. Meer en meer raak je betrokken bij het wel en wee van deze ‘familie’. Ieder van hen wil zo goed mogelijk vertellen wat hem of haar beweegt en hoe het zo mis heeft kunnen gaan dat ze nu ongelukkig in het miezerige Rotterdam zitten. De toeschouwer wordt in vertrouwen genomen en zo bekruipt je gaandeweg de ‘taalles’ toch een ongemakkelijk gevoel. De eenvoudige woordkeuze – ‘Kleinste zoon niet blij, kleinste zoon huilen’ – roept bij het publiek basale reacties van medeleven op, met veel gelach, ooh’s en aah’s. Het is ongegeneerd genieten van het zware leven van deze zielige immigranten, een genotvol voyeurisme. Tegelijkertijd is het gênant, een ongewild want al te intiem inkijkje in het leven van deze mensen. Wanneer ze dan aan het einde van C’est du Chinois (een Franse uitdrukking voor ‘ik begrijp er geen snars van’) ook nog hun eigen triestigheid inzetten als verkooptrucje, is de verwarring bij de toeschouwer compleet.
Russische punkdichter
Een vorm van exotisch voyeurisme is ook waarop de spelers van De Warme Winkel inzetten. Hun Poëten en Bandieten, over het leven en werk van de Russische dichter Boris Ryzhy (1974-2001), spelen ze in een mooie oude fabriekshal, gevuld met nepsneeuw. De uiterst productieve dichter Rhyzhy – hij schreef honderden verzen – verwierf in 2000 roem op het Rotterdamse festival Poetry International en schreef een Rotterdams Dagboek. Een jaar later pleegde hij zelfmoord.
De spelers van De Warme Winkel, generatiegenoten van Ryzhy, zijn gefascineerd door de excentrieke punkdichter die in zijn werk een scherp beeld schetst van het leven in het verpauperde en ontheemde Rusland na de perestrojka. Op hun inmiddels zo karakteristieke, schijnbaar chaotische en associatieve manier schetst het driekoppige spelersteam van De Warme Winkel – voor de gelegenheid versterkt door Ward Weemhof, de meest Russisch ogende acteur van Nederland – het leven van deze Rus. Ook gaan ze een beetje op Discordiaanse wijze op hun eigen fascinatie voor Ryzhy en zijn exotische land en de onmogelijkheid om in een voorstelling al deze elementen tot hun recht te laten komen. Dat levert af en toe prachtige scènes op, van koelbloedige maffiamoorden in de sneeuw tot elfachtige meisjes die zelfmoord plegen. De makers zoeken naar een typisch Russische sfeer, ergens tussen de typerende fluorescerende trainingspakken en rauwe muziek uit de kille jaren negentig, en de door in traditionele bontjassen gestoken muzikanten tussen ontwortelde berkenbomen gespeelde weemoedige volksmuziek. Poëten en Bandieten wil een rijk en overdadig theaterspektakel zijn. Maar dat wordt het niet. Daarvoor is de dramatische lijn niet dwingend genoeg en zijn de vormkeuzes niet scherp genoeg. De ene originele vormvondst volgt op de andere. Zo wordt een galopperend wit paardje met blauwe manen eerst verbeeld door heen en weer te huppelen op skischoenen, getooid met een helm met blauwe manen, en daarna door soepel met een blauwwit strijkijzer over een strijkplank te glijden. De lange aaneenschakeling van dergelijke vondsten werkt helaas niet als een optelsom maar als een vergelijking. Het einde komt maar niet in zicht en de ene ingenieuze vertaling van inhoud naar poëtisch theatraal beeld volgt op de andere. Poëten en Bandieten wordt hierdoor een nogal afstompende ervaring en de fascinatie voor het verre Rusland verzuipt door het gebrek aan een kritische blik in een modderpoel van goede ideeën.
Amerikaanse actrice
Eenvoudiger van opzet maar veel meeslepender was Life and Times – Episode 1 door het New Yorkse gezelschap Nature Theatre of Oklahoma. Een letterlijke transcriptie van telefonisch vertelde herinneringen van de eerste acht levensjaren van actrice en muzikante Kirstin Worral (inclusief alle uhms, well’s en like’s) vormde het libretto voor deze feelgood musical. Het is het verhaal van een heel gewone Amerikaanse jeugd. Het begint met herinneringen aan het goudgele behang van de kinderkamer en het beangstigende masker aan de muur, waarna het verhaal uitwaaiert over de (kleuter)school, ouders, vriendjes, het huis en de buurt. Het is een opeenvolging van gebeurtenissen, zonder specifieke spanningsboog. Dat lijkt misschien saai, maar de vorm bepaalt hier de inhoud.
Het hoofdpersonage is de vertelster, wier naam overigens niet wordt genoemd, en wordt gezongen door drie vrouwen in uniforme grijze jurkjes met rode sjaaltjes. De vrij simpele, sterk repetitieve muzikale begeleiding (de muzikanten dansen en zingen soms mee) is vooral up-beat en heerlijk enthousiasmerend. Vol overgave zingen vrouwen het verhaal terwijl ze een eenvoudige maar strakke choreografie uitvoeren. Halverwege de voorstelling krijgen ze versterking van drie al even glimmend vrolijke mannen in soortgelijke uniforms. De basisbeweging tijdens de gehele musical is een eenvoudige kniebuiging op de maat van de muziek, aangevuld met strakke arm- en beenbewegingen, al dan niet met een rode bal of gele cirkel in de hand. Het geheel hield het midden tussen een goed gemaakte middelbareschoolmusical en een massale propagandistische choreografie onder totalitair regime.
In deze strakke vorm kon vreemd genoeg een intens gevoel van jeugdgeluk tot uitdrukking komen. Tegelijkertijd werd ook pijnlijk duidelijk hoe universeel en allesbehalve uniek onze jeugdbelevingen zijn. Glimpjes van de all American happiness als blauwdruk voor de westerse samenleving maar ook op kleiner, meer persoonlijk niveau, de strijd tussen willen opvallen en erbij horen, tussen het vreemde en het vertrouwde.
Life and Times toont de schoonheid maar ook de keerzijde van goedbedoelde fascinatie voor dat wat van ver komt. De verschillen tussen de totalitaire regimes zoals (voorheen) Rusland en China en het Westen zijn niet zo groot als we denken. Exotisme, de blik op het schijnbaar idyllische buitenland, als bron van genot, van afkeer en van angst – De Internationale Keuze stemt tot nadenken.
Verschenen in TM november 2010