De Thuiskomst door FC Bergman / Gezien: 10 november 2010, Frascati Amsterdam
Wankelend staat hij op zijn tafel. Hij kijkt verdwaasd voor zich uit, de mond druipend van het bier en het slijm. Op het eerste gezicht geen groot licht, deze Lenny. Met zijn natgekwijlde en gescheurde kleren, het lijf besmeurd met modder, rochelend en vrijwel onverstaanbaar sprekend, lijkt hij een gestoorde randdebiel op een vuilnisbelt. Maar achter deze façade schuilt een vileine geest, die mensen tot het uiterste kan drijven en zijn zin rücksichtslos weet door te voeren. Hij is slechts een van de vele getroebleerde personages in De Thuiskomst van het jonge Vlaamse collectief FC Bergman. Personages wier uiterlijke verschijning weinig tot niets zegt over hun innerlijke strubbelingen en geheime agenda’s.
Harold Pinters De Thuiskomst is een wreed stuk. Op het eerste gezicht heeft het een schijn van realisme, naturalisme zelfs. Na jaren van afwezigheid bezoekt zoon Teddy voor het eerst samen met zijn vrouw zijn oude vader Max, oom Sam en broer Lenny (FC Bergman schrapte een derde zoon, Joey). Die leven nog in precies dezelfde smerige chaos als waarin hij hen zes jaar geleden achterliet, zuipend, fluimen spuwend en ruziemakend. Teddy heeft het gemaakt, hij is filosoof en docent aan een Amerikaanse universiteit, is getrouwd met de lieftallige An en heeft drie kinderen. De mannen echter leven in het verleden en halen herinneringen op aan hun overleden vriend Mac en hun vrouw, moeder en schoonzus Rosie. Sam is vanaf zijn middel verlamd, hij is aan zijn blik bier en plastic tuinstoel gekluisterd. Af en toe (op door drift bezeten momenten) komt hij uit zijn stoel en raast op zijn knokkels als een dolle gorilla over de met vuilnis bedekte speelvloer. Maar het grootste deel van de tijd zit hij grimmig in zijn stoel te vloeken en te drinken. De meest normale van de drie achtergebleven mannen is nog oom Sam. Hij schept trots in zijn werk als taxichauffeur en lijkt, anders dan de andere twee, nog een besef van decorum te hebben.
Zoon Teddy heeft zich van zijn familie afgezet en is in alles het tegenovergestelde. Hij heeft een keurig pak aan, praat keurig bekakt, heeft een keurige baan en een keurige (nogal neurotische) vrouw. Het contrast tussen dit stel en de grove, smerige mannen in het vervuilde huis kan niet groter zijn. Dat hun ontmoeting niet gemakkelijk zal verlopen, voel je op je klompen aan.
Tot zover het schijnbare realisme van De Thuiskomst. Typisch Pinteriaans neemt het verhaal al kort na aanvang enkele vreemde wendingen. De doodsbange An die bij aankomst alleen maar weg wil uit dat vieze huis, durft toch ineens in haar eentje een avondwandeling te maken en ontmoet dan voor het eerst Lenny. Het onwaarschijnlijke gebeurt: tijdens hun onsamenhangende gesprek ontstaat een soort herkenning. Lenny toont met zijn onbeholpen en intens grove verhalen dat hij ook een zacht hart heeft. An blijkt ineens Ruth te heten en is helemaal niet zo’n duffe zenuwtrut als ze in eerste instantie lijkt. Als Lenny dan ook nog begint te dansen komt ze helemaal los.
Vanaf dat moment is het hek van de dam. Er wordt openlijk geflirt tussen Sam, Lenny en An, die nu Ruth heet. Vader Max, die eerst nog An voor sloerie uitmaakte, komt tot het inzicht dat zij de gedroomde sloof, hoer (bron van inkomsten!) en madonna voor hem en zijn twee mannen kan zijn. En Teddy? Die ziet het allemaal met lede ogen aan. Sterker nog, hij helpt zijn vader en broer zelfs bij het zoeken naar een goede hoerennaam voor An: ‘Fietspomp.’ Zijn vader: ‘Nee, baggerkut.’ En lijkt er maar weinig problemen mee te hebben als An uiteindelijk besluit thuis bij zijn familie te blijven. Teddy gaat alleen terug naar de kindjes. Is het een zoenoffer of impotentie? Na zoveel hardheid en kilte over zich heen te hebben gekregen, blijft het publiek in verwarring achter.
Wat echter niet betekent dat bij De Thuiskomst niets te genieten valt. Integendeel. FC Bergman, dat vorig seizoen opzien baarde met de voorstelling Wandelen op de Champs-Elysées met een schildpad om de wereld beter te kunnen bekijken, maar het is moeilijk thee drinken op een ijsschots als iedereen dronken is, toont zich in deze voorstelling geen makers- maar een spelerscollectief met een fascinatie voor ambachtelijk acteren. En spelen, dat kunnen ze, de sterren van de hemel. De tengere jongens (ook An wordt door een man gespeeld) transformeren in de ruwe bonken Max (Stef Aerts) en Lenny (Rik Verheye), terwijl de langste van het stel,Bart Hollanders, de rol van de sullige nerd Teddy vertolkt. Greg Timmermans in de rol van oom Sam lijkt lang nog een betrouwbare goedzak, maar ook hij blijkt uiteindelijk corrupt en bezwijkt voor de charmes van de vrouw van zijn lievelingsneef.
Een bijzondere rol is weggelegd voor Matteo Simoni als An oftewel Ruth. Met zijn haren platgekamd begint hij als muizerig nerveus vrouwtje in een mantelpakje met een bosje distels. Maar bijna ongemerkt verandert hij in een dominant wijf op wie elke man met sm-fantasieën zou kicken. In verleidingsscènes tussen An en Lenny, waarin hij liederlijk met zijn ballen zwaait, schakelt hij snel als kwikzilver tussen afstandelijkheid en verleidelijkheid en is hij onweerstaanbaar grappig. Tegen het einde vormt hij de vrouw om tot een koele, afstandelijke en manipulatieve bitch die alles krijgt (of denkt te krijgen?) wat haar hartje begeert.
Het spelplezier spat er in De Thuiskomst van af, wat nog extra wordt gevoed door het inventieve taalgebruik. De hele voorstelling wordt namelijk gesproken in diverse plat-Hollandse accenten. Lelijk Brabants, knauwend Amsterdams of – voor Teddy – keurig kinderen-voor-kinderen-Goois. Het kost de spelers duidelijk veel moeite hun zwaar Vlaamse tongval te verduisteren. Maar het werkt boven verwachting goed. De taal wordt door deze accenten gestript van alle poëzie, alles wordt er kil en banaal door. Hoe lelijk moet de taal van de Hollanders in de oren van Vlamingen soms niet klinken? Nu horen de Nederlanders het zelf eens. Wat overblijft is een rauwe en harde voorstelling, zonder een greintje troost, maar enorm humoristisch en bomvol beloftevol acteertalent.